Onze geschiedenis

Het ontstaan van het principe van Vrij Onderzoek

Het principe van het vrije denken stamt uit de Verlichting, maar raakt in de negentiende eeuw, samen met het liberale gedachtegoed, algemeen verspreid. Van ‘Vrij Denken’ naar ‘Vrij Onderzoek’ is in de eerste helft van de negentiende eeuw een kleine stap. Dat komt door de politieke situatie waarin het onderwijs zich in 1834 bevindt. De jonge Belgische Staat heeft drie staatsuniversiteiten geërfd van de Nederlandse koning Willem I: Gent voor het Noordwesten, Luik voor het Zuidoosten, en Leuven in het centrum. Eigenlijk wil de regering rationaliseren, maar stelt haar keuze uit want de unionistische regering kan zich geen grote ruzies veroorloven. In de strijd om de macht in België is het onderwijs wel een ruzie waard: het is van cruciaal belang omdat men daardoor een belangrijke invloed kan uitoefenen op de bevolking.

In 1833 besluiten de Belgische bisschoppen daarom het initiatief te nemen en in Mechelen een vrije katholieke universiteit op te richten (die later naar Leuven zal verhuizen). Om het katholieke overwicht tegen te gaan en het evenwicht in het universitaire landschap te bewaren, reageren een aantal liberalen met de oprichting van de ULB, die als neutrale universiteit tussen de katholieke en de staatsuniversiteiten moet staan. Stichters Auguste Baron en Théodore Verhaegen willen zo de vrijheid van onderwijs garanderen. Vanuit katholieke hoek wordt deze voorgenomen neutraliteit niet zo geïnterpreteerd en niet erg geapprecieerd. Op het ontstaan van de nieuwe instelling wordt dan ook fanatiek gereageerd. Verschillende geschriften van ULB-professoren en studenten worden op de Index geplaatst en bisschoppelijke vermaningen waarschuwen het publiek tegen de gevaarlijke stellingen die in Brussel worden onderwezen. Want bijvoorbeeld in het geschiedenisonderwijs onderwezen professoren als Altmeyer de opstand van de protestanten als vrijheidsstrijd tegen een bekrompen koning, een strijd die leidde tot intellectuele vrijheid in de Zeven Provinciën, waar diezelfde opstand in Leuven als ketterse opstand, gelukkig in de kop gedrukt door de Jezuïeten tijdens de contra-reformatie, werd afgeschilderd. Het is logisch dat in zo’n anti-atmosfeer de vrijheid van onderwijs op de ULB aanleiding geeft tot een nieuwe, bredere idee: die van het Vrij Onderzoek. Door de boycot van dit ideeëngoed door Leuven, kon deze idee niet anders dan floreren in liberale middens.

In het laatste kwart van de 19e eeuw heeft het principe van Vrij Onderzoek meer inhoud gekregen. Europa verkeert op dat moment in een revolutionaire toestand. De eerste industriële revolutie wordt, na de crisis van 1873-74, gevolgd door een tweede, maar de sociale toestand van de arbeiders verslechtert en de mensen verpauperen, met uitbuiting, kinderarbeid en prostitutie tot gevolg. Op politiek vlak ontstaat – uit een progressief liberalisme- het socialisme en de arbeidersbeweging. Stakingen, betogingen enz zijn schering en inslag.

Hoewel de periode getekend is door strijd en emoties, is ze tegelijk getekend door hoop en rationalisme. De bovenlagen van de bevolking omarmen het positivisme, het geloof in de wetenschap en de nieuwe ondekkingen. Op artistiek vlak worden nieuwe materialen gebruikt: in 1883 bouwt Horta het huis Tassel, dat allerlei revolutionaire architecturale experimenten bevat, en de art nouveau viert vanaf dan hoogtij in Brussel. Nieuwe wetenschappen zien het licht, onder meer de psychologie. Maar niet iedereen in de wetenschappelijke milieus is mee met de vernieuwing.

In de periode 1890-1894 hebben heftige onlusten aan de universiteit plaats. Deze ontstaan vooral uit een generatieconfict tussen de oude beheerders van de universiteit en de jongere professoren en studenten. De oude beheerders blijven trouw aan hun liberaal doctrinaire ideeën en zijn filosofisch gezien spiritualisten en deïsten. De jongeren hangen een in hun ogen progressief liberalisme, het socialisme of het anarchisme aan; zij zijn positivisten en agnostici.

In 1890 dient Georges Dwelshauvers een aggregatie-thesis in de filosofie in. Hij heeft gestudeerd bij Wilhelm Wundt in Leipzich en is geboeid door de experimentele psychologie, waarbij zintuigelijke waarnemingen effectief op rationele wijze getest worden. Positivistisch dus. Maar de promotor, Guillaume Tiberghien is als spiritualist-deïst van een oudere filosofische strekking. Hij kan hier niet mee overweg en wijst het werk af. De reactie van de studenten is onverwacht: ze verwerpen het oordeel van de promotor en eisen toepassing van het Vrij Onderzoek. Op de opening van het academisch jaar, bij het voorlezen van het verslag van het afgelopen jaar en de verwijzing naar het conflict rond de afwijzing van de thesis, stroomt de zaal vol met protesterende studenten en de rector slaagt er niet in om het woord te nemen. Burgemeester Buls, die de vergadering voorzit, roept daarop de politie te hulp. Dit is natuurlijk de verkeerde actie: de studenten nemen het niet dat men de politie inroept om hen te beletten te manifesteren voor de vrije meningsuiting en voor het Vrij Onderzoek. Hierop ontstaat een veldslagje en dagenlange onlusten, wat leidt tot een polarisatie bij studenten en professoren: progressieven staan tegenover doctrinairen. Rector Philipsson krijgt het geschil niet onder controle en wordt gedwongen ontslag te nemen.

De maker van de hymne van de universiteit, prof. Witmeur, doet op een gegeven moment enkele ongelukkige uitspraken, waarop de studenten de hymne afzweren. Enkele studenten (Georges Garnir en Charles Mélant) die bij het conflict betrokken zijn, componeren een nieuw lied: Le Semeur, dat in feite een ode is aan het Vrij Onderzoek. Het bevat de prachtigste verwijzingen naar het principe van Vrij Onderzoek:

(in het eerste couplet:)

Ami de la science,
Léger, insouciant,
Et fou d’indépendance
Tel est l’étudiant.

(en in het derde couplet:)

Une aurore nouvelle
Grandit
 à l’horizon;
La Science immortelle
Éclaire la Raison.

Rome tremble et chancelle
Devant la Vérité;
Serrons-nous autour d’elle
Contre la papauté !

August Vermeylen, later grondlegger van de literaire beweging ‘Van Nu en Straks’ en socialistisch politicus,  was in die tijd student aan de ULB. In een brief aan zijn vriend Emmanuel de Bom geeft hij een bijzonder mooie getuigenis van de gebeurtenissen:

5 u., in de “stameneie”den Arend, rechtover de Hoogeschol (!), op een engelsch biljard geschreven.

Mijn eerste indrukken van het pet-dragen en pret-maken, o Mane? Veelzijdig zijn ze!

Ik vaarde in ’t studentenleven met woelig stormweêr. De dagbladen (leest ge dat nog?) hebben gedurende twee weken gesproken van de “plechtige” (?!) openingzitting. Dus zal ik u dat niet meer vertellen. Eindelijk is de jeugd opgeschokt, eindelijk is ze weêr geestdriftig geworden, eindelijk zijn de studenten weêr studenten! We zijn in volle revolutie, al de studenten – en studentinnen! – zijn vrienden voor ’t oogenblik, houden meetings, geven elkaâr de hand om tegen de professors op te komen, schreeuwen, jubelen, vechten tegen de gardevils. En daar men heesch wordt door het heftig roepen van “Vive le Libre-examen !!!!”, licht men nog veel pinten op tot aan de hoogte van de lippen. Sedert twee weken heeft die zaak Philippson – Dwelshauvers al mijn scepticism & mijn nihilism weggejaagd, en ik ben weêral eens jong geworden.

De meeste studenten, ik moet het wel bekennen, zijn oesters en mosselachtige philisters. Ze spelen den wallebak zonder geest, en zijn middelmatig tot in het rollen. O, die middelmatigheid!! Ze lezen feuilletons (o.a.: “ La Vengeance du Maître de Forges”!!!), zijn gekleed als de ouwe en weinig beduidende ventjes van de “haute gomme”, hebben niet het minste kunstgevoel en wedden op renpaarden! Voor bijna al de studenten is het ideaal: dóór het examen slibberen. Dàt is hun eenig doel, ze leeren daarom alleen. Daàraan komt het, dat België opgepropt zit met kleingeestige maar gediplomeerde tweevoetigen. Weet ge wat België doodt? De kleingeestigheid en (nog eens!) de MIDDELMATIGHEID !!! [1]

In 1894 heeft een tweede incident plaats. De Raad van Bestuur besluit om de beroemde anarchistische geograaf Elisée Reclus uit te nodigen voor een lessenreeks, maar komt, als Reclus in Brussel aankomt, terug op die beslissing, uit schrik voor zijn anarchistische sympathieën. Opnieuw hebben zware incidenten plaats en het professorencorps raakt verdeeld. Er heeft nu zelfs een schisma plaats. De progressieven richten de ‘Université Nouvelle’ op, die pretendeert de ideeën van Verhaegen beter te verdedigen dan de ULB. Deze universiteit zal tot kort na de eerste wereldoorlog bestaan.

Dit conflict heeft de ULB echter verplicht om zichzelf in vraag te stellen. De uitkomst was een statutenwijziging in 1894, waarbij heel wat eisen van de progressieven werden ingewilligd. Het aandeel van de gecoöpteerde ULB-bestuurders werd ingeperkt ten voordele van de leden van het onderwijzend personeel, die zouden gekozen worden door hun collega’s. Om de crisis te bedwingen was vrij onderzoek nodig geweest en dat werd erkend en vastgelegd door de nieuwe statuten. Artikel 1 daarvan zegt: “l’enseignement de l’Université a pour base le libre examen”. Het principe van Vrij Onderzoek wordt dus op het einde van de 19e eeuw geofficialiseerd”.

Het principe zal in 1969 ook in de VUB-statuten worden overgenomen en zal in 1994 zelfs worden gedefinieerd: “De Vrije Universiteit Brussel grondt haar onderwijs en onderzoek op het beginsel van Vrij Onderzoek ten bate van de vooruitgang van de mensheid. Dit houdt de verwerping in van elk louter gezagsargument en de waarborg van vrije oordeelsvorming, nodig voor de maatschappelijke inschakeling van dit basisbeginsel”.

Het ontstaan van de kring Vrij Onderzoek

Over het ontstaan van de studiekring Libre Examen in 1928 is weinig bekend. Het initiatief gaat vooral uit van de studenten wetenschappen, die menen dat de geest van de universiteit verloren gaat omdat de studenten te onverschillig zijn. De kring krijgt onverwacht de belangrijke steun van Adolphe Max, de toenmalige burgemeester van Brussel. Het succes van Libre Examen zal in de jaren ’30 snel toenemen, omdat ze stelling neemt in de politieke en sociaaleconomische problemen van Europa: tegen de inval van Japan in China (1931), tegen Mussolini, tegen Degrelle enz.

Dit alles betekent niet dat Vrij Onderzoek een zaak is geweest van de Franstaligen alleen.

De in 1856 opgerichte (en in 1877 heropgerichte) Vlaamse Studentenkring aan de ULB schrijft het principe van Vrij Onderzoek niet letterlijk in zijn statuten, noch in zijn Geloofsbelijdenis, maar meent toch wel dat de verspreiding van “vooruitstrevende gedachten” ook tot zijn doel behoort. Men noemt zich trouwens veelal “Vrijzinnige Studentenkring” (roepnaam “Geen Taal Geen Vrijheid”). De interesse voor de maatschappelijke problemen vanuit een vrijzinnige visie is hier duidelijk aanwezig. Zo schrijft men rond 1880 in het Gulden Boek:

“De geschiedenis leert, dat elke eeuw eene taak te vervullen, hare bijzondere vraagstukken op te lossen, heeft. Elk van die vraagstukken is streng logisch aan de voorgaande verbonden en maakt met hen de machtige ketting, waardoor het menschdom op de baan des vooruitgangs voortgerukt wordt… Op ons, die door het lot aangewezen zijn om tot een hoogeren graad van kennis dan vele onzer tijdgenoten te klimmen, en hoogere bedieningen in de samenleving te bekleeden, weegt zwaarder de plicht om in onze handelsfeer, tot de oplossing van de hedendaagsche maatschappelijke vraagpunten mede te werken”.

Niet toevallig in 1894 organiseren de studenten lezingen met titels als “De Vlaamsche Vrijzinnige Studenten en de evenredige vertegenwoordiging” of “Het Vlaamsch onderwijs en de vrijheid”. Politiek maatschappelijke onderwerpen zullen tot de eerste wereldoorlog regelmatig op de agenda van de kring figureren.

In de politiek woelige periode van de jaren ’30 doet Geen Taal Geen Vrijheid driftig mee met Libre Examen. “Vlaamsgezindheid en vrijzinnigheid” worden  beide als idealen van de Kring genoemd. Voorzitter Jan Du Four -tegelijk ondervoorzitter van de kring Libre Examen - neemt in 1937 openbaar stelling tegen het fascisme in twistgesprekken met het VNV en de Rexisten. Onder de bezetting zal Du Four zich strikt aan zijn principes houden: hij weigert op de voorstellen van de Duitsers, die hem willen gebruiken om de vervlaamsing van de ULB door te voeren, in te gaan en vormt front met de Franstalige vrijzinnigen om de invloed van de Duitsers op de ULB tegen te gaan. Hierdoor kunnen later opgerichte fascistische studentenkringen aan de ULB geen voet aan de grond krijgen. Als het bestuur van de universiteit in november 1941 besluit de ULB te sluiten wordt Du Four wegens zijn openlijke solidariteit met de bestuurders gearresteerd en opgesloten in de citadel van Hoei.

Hieruit mag duidelijk blijken dat vrijzinnigheid en vrij onderzoek in de hele voorgeschiedenis van de Vlaamse studentenkring aantoonbaar zijn en dat de oprichting van de Studiekring Vrij Onderzoek in 1949 (als studiekring binnen Geen Taal Geen Vrijheid) geen plots feit is, maar eerder een nieuwe stap is in een lange evolutie. Waarom juist 1949? Enerzijds hebben studenten als Jan Du Four het principe van Vrij Onderzoek zo sterk naar voren geschoven in de werking van Geen Taal Geen Vrijheid, dat de oprichting van een Nederlandstalige studiekring verantwoord is. Anderzijds worden de studenten beïnvloed door het besluit van het ULB-bestuur, genomen in 1948, om de kandidaturen in de Rechten te verdubbelen (de licenties waren in 1935 verdubbeld). De studenten verwachten een verdere verdubbeling van de universiteit en lopen hierop vooruit door de eigen structuren te verdubbelen. De ULB-verdubbeling heeft echter veel trager plaatsgehad dan verwacht kon worden. In 1969, op het moment van de splitsing van de ULB en het ontstaan van de VUB, zijn nog niet alle studierichtingen verdubbeld.

De Studiekring Vrij Onderzoek zal na haar ontstaan een buitenbeentje blijven in de studentikoze en in de vrijzinnige gemeenschap. Ze heeft zich altijd zeer kritisch opgesteld tegenover de georganiseerde vrijzinnigheid en valt hier in de praktijk buiten. De contacten met de studentikozen zijn daardoor zeer wisselend geweest. Tot de tweede helft van de jaren ’60 gaan alle evenementen die georganiseerd worden uit van VO en BSG samen. Maar de standpunten groeien langzaam uiteen. In de contestatieperiode (1966-1969) krijgen de voorzitters van het BSG en VO ernstige meningsverschillen over de te voeren politiek naar aanleiding van de splitsingskwestie in Leuven. Het bestuur van VO verwijt het BSG een knecht te zijn van Leuven, omdat deze via de Vereniging voor Vlaamse Studenten de Leuvense studenten in hun strijd steunde. Een oplossing voor de Leuvense kwestie zou aldus VO, enkel de katholieke zuil hernieuwen en versterken! VO is in feite meer geïnteresseerd in vrijzinnigheid en de democratisering van de structuren van de universiteit en het onderwijs, dan in de politiek van het BSG, die meer een strikte taalpolitiek is. Tijdens de splitsing van de ULB en het ontstaan van de VUB zal VO dan ook volledig opgaan in de contestatiebeweging en de door haar geëiste hervormingen, terwijl het BSG duidelijk ijvert voor het ontstaan van een nieuwe Vlaamse universiteit. BSG en VO hebben elkaar op dat moment al losgelaten: in 1967 besluiten ze als aparte kringen te gaan fungeren. Dit garandeert enerzijds hun onafhankelijke werking, maar geeft anderzijds later ook gemakkelijker aanleiding tot tegenstellingen, omdat er minder communicatie is.

Deze tegenstellingen laten zich in de jaren ’70 en ’80 sterk voelen. BSG is druk bezig met het organiseren van het studentenleven op de kersverse universiteit. Nieuwe facultaire en regionale kringen rijzen als paddenstoelen uit de grond en er wordt intensief gewerkt om op de VUB, die nog grotendeels op de ULB gehuisvest is, ook een Vlaams studentikoos leven te laten ontstaan. Vrij Onderzoek oriënteert zich anders en concentreert zich op twee punten. Ten eerste handhaaft ze de studie van politieke en maatschappelijke (inter)nationale problemen. Ze publiceert daarover in haar bladen (Vrij Onderzoek en het Vodje) en voert actie. Ten tweede concentreert men zich samen met vertegenwoordigers van de (meestal linkse) politieke kringen op de sociale ondersteuning van de studenten. De Sociale Raad (SOR) zal diverse afgevaardigden van VO verwelkomen, terwijl VO een drijvende kracht zal zijn bij de acties tegen de verhoging van de inschrijvingsgelden, het veranderen van het studiebeurzensysteem, ministeriële besparingsplannen die de universiteiten viseren e.d.. Met deze sociale bekommernis gaat  vaak -volgens de traditie van de contestatie- een afkeer voor het studentikoze gepaard. Dopen en cantussen worden in de periode 1975-1985 sterk in vraag gesteld. Het BSG en de in 1983 opgerichte Folklore Academie weten echter de dopen sterker te reglementeren en slagen er langzaam in om de studentenfolklore te laten herleven en tevens om opnieuw voet aan de grond te krijgen in de SOR. Zeker rond de helft van de jaren ’90 krijgt VO minder aandacht van de studenten en raakt het kringbestuur, hoewel ideologisch fanatiek, langzaam geïsoleerd.

Maar studentenkringen herrijzen gelukkig gemakkelijk. Het bestuur van 19997-98 neemt nieuwe initiatieven en als in 1999 de eerste sans-papiers beroep doen op de universiteit, ontstaat het VUB-collectief ‘Vluchten kan niet meer’. Dit collectief zal uiteindelijk ook grotendeels de verantwoordelijkheid voor de kring Vrij Onderzoek opnemen. Hetgeen bewijst dat de kring zich kan vernieuwen. Na een wat stillere periode heeft Vrij Onderzoek de afgelopen drie jaar dan opnieuw enkele opmerkelijke acties verzorgd: in 2006 Ontdopingsactie, en vanaf 2007 VO-kampvuren, het Kussengevecht en het Esplanade-initiatief. Bovendien toonde de kring afgelopen jaar opnieuw belangstelling voor internationale problematieken. Men mag hopen dat zij dit nieuwe elan kan verderzetten.

Door Frank Scheelings

Archivaris VUB

[1] Geciteerd uit: L. van Dijck, J.P. Lissens, T. Saldien (eds.), Het ontstaan van Nu en Straks, een brieveneditie 1890-1894. Teksten, Centrum voor de Studie van het Vlaamse Cultuurleven, Antwerpen, 1988, p. 32. Brief van August Vermeylen aan Emmanuel de Bom.